- § 1
- Vermogensbestanddelen, waarover in de artikelen 2 en 3 van dit Verdrag niet gesproken wordt, zullen slechts aan recht zijn onderworpen in de Verdragsluitende Staat, waar de overledene ten tijde van zijn overlijden zijn woonplaats had.
- § 2
- De woonplaats van een persoon, ten tijde van zijn overlijden, is de plaats, waar hij toen zijn duurzaam verblijf had met de duidelijke bedoeling het te behouden. Indien de overledene, ten tijde van zijn overlijden, niet een zodanige woonplaats had in een van de Verdragsluitende Staten, zal hij beschouwd worden zijn woonplaats gehad te hebben in de Staat van welke hij een onderdaan was of, indien hij een onderdaan van beide Verdragsluitende Staten was, in die van deze Staten in welke het middelpunt van zijn persoonlijke en economische belangen was gelegen.