In geval het optreden van de belastingautoriteiten van de Verdragsluitende Staten heeft geleid of zal leiden tot dubbele belastingheffing in strijd met de bepalingen van dit Verdrag, zal de persoon, aldus getroffen door dubbele belasting, het recht hebben, een klacht in te dienen bij de Staat waar de overledene zijn woonplaats had ten tijde van zijn overlijden. Als regel dient deze klacht te worden ingediend binnen twee jaar na het einde van het kalenderjaar, waarin de persoon zich bewust is geworden van de dubbele belasting. Indien de klacht gegrond wordt geacht, zal de bevoegde autoriteit van die Staat er naar streven met de bevoegde autoriteit van de andere Staat tot overeenstemming te komen om de bedoelde dubbele belasting te vermijden.