- 1
- Een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn of haar gezin dient een onweerlegbaar bewijs van identiteit over te leggen aan het desbetreffende bevoegde orgaan in het land waar hij of zij woont.
- 2
- Het bevoegde orgaan bedoeld in het eerste lid, stelt het desbetreffende bevoegde orgaan van de andere Partij ervan in kennis dat de identiteit van de uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn of haar gezin onweerlegbaar is vastgesteld en overlegt een afschrift van het identiteitsbewijs aan dat bevoegde orgaan.
- 3
- De uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn of haar gezin gebruikt een volgens het nationale recht van de landen van de respectieve Partijen aanvaard type identiteitsdocument.