- 1
- De verzekerde die uit hoofde van de bepalingen van Titel III van het Verdrag aanspraak maakt op pensioenuitkeringen, dient de desbetreffende aanvraag in te dienen bij het bevoegde orgaan van de Verdragsluitende Partij waar hij verblijft of waar hij laatstelijk activiteiten heeft verricht, bij welke aanvraag een document moet zijn gevoegd waaruit de identiteit van de aanvrager blijkt.
- 2
- Zodra het verbindingsorgaan de aanvraag heeft ontvangen, stuurt het deze onverwijld naar het verbindingsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij, onder vermelding van de datum van ontvangst van de aanvraag.
- 3
- Het verbindingsorgaan van de eerste Verdragsluitende Partij stuurt tezamen met de aanvraag de beschikbare gegevens die het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij nodig zou kunnen hebben om het recht van de aanvrager op de pensioenuitkering vast te stellen.
- 4
- Persoonsgegevens die op de aanvraag staan vermeld, worden door het verbindingsorgaan van de eerste Verdragsluitende Partij gewaarmerkt; het aldus gewaarmerkte verzonden formulier ontslaat het verbindingsorgaan van de verplichting bewijsstukken te sturen. De verbindingsorganen komen overeen welk type informatie moet worden opgenomen in de in dit lid bedoelde aanvraag.
- 5
- Naast de in het eerste en derde lid van dit artikel bedoelde aanvraag en documentatie, zendt het verbindingsorgaan van de eerste Verdragsluitende Partij aan het verbindingsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij een overeenkomstig formulier waarop met name de tijdvakken staan vermeld die krachtens de wetgeving van de eerste Verdragsluitende Partij zijn vervuld.
- 6
- Het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij stelt vervolgens de aanspraak van de aanvrager vast en informeert middels de verbindingsorganen het bevoegde orgaan van de eerste Verdragsluitende Partij omtrent de al dan niet toegekende pensioenuitkeringen.