Beoordeling van het recht op en betaling van pensioenen
De werknemer die gedurende achtereenvolgende of afwisselende perioden onderworpen is geweest aan de wetgeving van een van beide of beide Verdragsluitende Partijen kan aanspraak maken op de pensioenuitkeringen die in dit Hoofdstuk worden geregeld, overeenkomstig de volgende voorwaarden:
- 1.Het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij stelt de aanspraak vast en berekent de pensioenuitkering, waarbij uitsluitend de verzekeringstijdvakken die door genoemde Verdragsluitende Partij zijn erkend in aanmerking worden genomen.
- 2.Tegelijkertijd stelt het bevoegde orgaan de aanspraak vast op pensioenuitkeringen door zelf de verzekeringstijdvakken samen te tellen die ingevolge de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij zijn vervuld. Wanneer de samentelling heeft plaatsgevonden en de aanspraak op pensioenuitkeringen is vastgesteld, wordt het te betalen bedrag berekend onder toepassing van de volgende regels:
- a.Het bedrag van de pensioenuitkeringen waarop de betrokken Verdragsluitende Partij aanspraak kan maken wordt berekend alsof alle samengetelde verzekeringstijdvakken ingevolge haar eigen wetgeving waren vervuld (theoretisch pensioen).
- b.Het bedrag van de pensioenuitkering wordt vastgesteld door op het theoretisch pensioen dat ingevolge haar nationale wetgeving is geraamd, dezelfde verhouding toe te passen als die welke bestaat tussen het verzekeringstijdvak dat in een Verdragsluitende Partij is vervuld en de som van het aantal verzekeringstijdvakken dat in beide Partijen is vervuld (pro rata pensioen).
- 3.De pensioengerechtigde heeft recht op het overeenkomstig de punten 1 en 2 berekende hoogste bedrag.