1. De aangezochte autoriteit gaat zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst van het verzoek, over tot het verstrekken van de in artikel 7 bedoelde inlichtingen. Ingeval deze inlichtingen de aangezochte autoriteit echter reeds ter beschikking staan, wordt deze termijn ingekort tot ten hoogste één maand.
2. Voor bijzondere categorieën gevallen kunnen de aangezochte en de verzoekende autoriteit andere dan de in lid 1 gestelde termijnen overeenkomen.
3. Wanneer de aangezochte autoriteit niet binnen de in de leden 1 en 2 gestelde termijnen aan het verzoek kan voldoen, deelt zij de verzoekende autoriteit onverwijld schriftelijk mee waarom zij de termijn niet kan nakomen, en wanneer zij denkt waarschijnlijk aan het verzoek te kunnen voldoen.
HOOFDSTUK 2
Uitwisseling van inlichtingen zonder voorafgaand verzoek