Een ieder dient in staat te worden gesteld:
- a.kennis te nemen van het bestaan van een geautomatiseerd bestand van persoonsgegevens, de voornaamste doeleinden hiervan, alsmede de identiteit en de gewone verblijfplaats of de hoofdvestiging van de houder van het bestand;
- b.met redelijke tussenpozen en zonder overmatige vertraging of kosten uitsluitsel te verkrijgen over de vraag of persoonsgegevens over hem in het geautomatiseerde bestand zijn opgeslagen en die gegevens in begrijpelijke vorm medegedeeld te krijgen;
- c.in voorkomend geval die gegevens te doen verbeteren of uitwissen, indien deze zijn verwerkt in strijd met de bepalingen van het interne recht ter uitvoering van de grondbeginselen vervat in de artikelen 5 en 6 van dit Verdrag;
- d.over een rechtsmiddel te beschikken, indien geen gevolg wordt gegeven aan een verzoek om uitsluitsel of, al naargelang het geval, mededeling, verbetering of uitwissing van persoonsgegevens als bedoeld in letter b en letter c van dit artikel.