Een aangewezen instantie tot wie een verzoek om hulp als bedoeld in de artikelen 13 of 14 van dit Verdrag wordt gericht, mag slechts weigeren hieraan gevolg te geven wanneer:
- a.het verzoek onverenigbaar is met de bevoegdheden op het gebied van gegevensbescherming van de tot antwoorden gerechtigde instanties;
- b.het verzoek niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag;
- c.uitvoering van het verzoek onverenigbaar zou zijn met de soevereiniteit, veiligheid of openbare orde van de Partij die haar heeft aangewezen of met de rechten en fundamentele vrijheden van personen ressorterend onder de rechtsmacht van die Partij.