- a
- Met betrekking tot artikel 7, eerste en tweede lid, geldt dat, indien een onderneming van een van de Staten in de andere Staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, voor de toepassing van het eerste en tweede lid de voordelen van die vaste inrichting niet worden bepaald op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis van de vergoedingen die aan de werkelijke werkzaamheden van de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening zijn toe te rekenen.
- Bij overeenkomsten betreffende het toezicht op, de levering, installatie of constructie van nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting of gebouwen alsmede bij openbare werken worden, indien de onderneming een vaste inrichting heeft, de voordelen van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale bedrag van de overeenkomst, maar slechts op basis van dat deel van de overeenkomst dat werkelijk wordt uitgevoerd door de vaste inrichting in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd.
- De voordelen die betrekking hebben op dat deel van de overeenkomst dat wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor van de onderneming, zijn slechts belastbaar in de Staat waarvan de onderneming inwoner is.
- b
- Met betrekking tot artikel 7, derde lid, worden onder «kosten die ten behoeve van die vaste inrichting zijn gemaakt» verstaan kosten die rechtstreeks betrekking hebben op de werkzaamheden van de vaste inrichting.