- 1
- Onroerende vermogensbestanddelen mogen worden belast in de Staat waar deze vermogensbestanddelen zijn gelegen.
- 2
- De uitdrukking „onroerende vermogensbestanddelen” heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door de wetgeving van de Staat waar de desbetreffende vermogensbestanddelen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder (geval de goederen die bij de onroerende vermogensbestanddelen behoren, levende en dode have van landbouw- en busbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of concessie tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere natuurlijke rijkdommen, zomede schuldvorderingen van welke aard ook - niet zijnde obligaties - die verzekerd zijn door hypotheek op onroerende goederen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende vermogensbestanddelen beschouwd.
- 3
- De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn ook van toepassing op onroerende vermogensbestanddelen van een onderneming en op onroerende vermogensbestanddelen gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep of andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard.
- 4
- Aandelen en soortgelijke rechten, niet zijnde aandelen en rechten waarin op een effectenbeurs wordt gehandeld, in een lichaam waarvan de bezittingen uitsluitend bestaan uit in een van de Staten gelegen landerijen en gebouwen, daaronder begrepen bezittingen die daarbij behoren of bezittingen die verband houden met het normale beheer, herstel en onderhoud ervan, worden geacht in die Staat gelegen onroerende vermogensbestanddelen te zijn. De voorgaande bepaling is echter niet van toepassing op aandelen of soortgelijke rechten in zulk een lichaam, dat is opgericht in de Staat waarin de overledene bij zijn overlijden woonde.