- 1
- Indien de overledene, inwoner van een van de Staten, bij zijn overlijden onderdaan van de andere Staat was en op een tijdstip binnen een periode van tien jaar voorafgaande aan zijn overlijden inwoner van die andere Staat is geweest, mag die andere Staat de nalatenschap overeenkomstig zijn nationale wetgeving belasten, zelfs indien de nalatenschap ook niet ten dele bestaat uit in de artikelen 5 tot en met 8 opgesomde en op zijn grondgebied gelegen vermogensbestanddelen.
- 2
- De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing, indien de overledene bij zijn overlijden een „Oleh” was en zijn woonplaats ononderbroken in Israël had behouden.