- 1
-
- a.Ten behoeve van de toepassing van artikel 6, onderdeel b, van het Verdrag geeft het bevoegd orgaan van de verdragsluitende staat wiens wetgeving wordt toegepast op verzoek van de werkgever een verklaring af dat de persoon onderworpen is aan de wetgeving van die verdragsluitende staat.
- b.Ten behoeve van de toepassing van de artikelen 7, 8 en 9 van het Verdrag geeft het bevoegde orgaan van de verdragsluitende staat wiens wetgeving wordt toegepast een verklaring af aan de desbetreffende persoon waarop vermeld staat dat deze persoon alsmede de gezinsleden die deze persoon vergezellen onderworpen blijven aan de wetgeving en uit hoofde van deze wetgeving bijdragen verschuldigd zijn. In de verklaring staat de geldigheidsduur ervan vermeld.
- c.Wanneer de in onderdeel a bedoelde persoon op het grondgebied van de andere verdragsluitende staat in dienst treedt bij een andere op dat grondgebied gevestigde werkgever, dient deze persoon het bevoegde orgaan dat de verklaring heeft afgegeven daarvan onverwijld in kennis te stellen. Het bevoegde orgaan trekt vervolgens de verklaring in en stelt het orgaan van de andere verdragsluitende staat daarvan in kennis.
- d.Totdat zij wordt ingetrokken, wordt een verklaring afgegeven krachtens onderdeel a van dit artikel aanvaard als bewijs dat de betrokken persoon niet onderworpen is aan de wetgeving van de andere verdragsluitende staat ter zake van de werkzaamheden of de dienstbetrekking waarvoor de verklaring is afgegeven.
- 2
- Het bevoegde orgaan van de verdragsluitende staat dat een verklaring uit hoofde van het eerste lid, onderdeel a of b, heeft afgegeven, zendt afschriften daarvan aan de betreffende persoon, aan diens werkgever en aan het bevoegde orgaan van de andere verdragsluitende staat.