- 1
- Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
-
- a.„India” de Republiek India, en„Nederland” het Koninkrijk der Nederlanden;
- b.„grondgebied”:
- i.wat India betreft, het grondgebied van de Republiek India, en
- ii.wat Nederland betreft, het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden in Europa;
- c.„onderdaan”:
- i.wat India betreft, een persoon met de Indiase nationaliteit, en
- ii.wat Nederland betreft, een persoon met de Nederlandse nationaliteit;
- d.„bevoegde autoriteit”:
- i.wat India betreft, de minister van Indiase Zaken in het Buitenland, en
- ii.wat Nederland betreft, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
- e.„bevoegd orgaan”:
- i.wat India betreft, het orgaan dat belast is met de uitvoering van de wetgeving omschreven in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, en
- ii.wat Nederland betreft, het orgaan dat belast is met de uitvoering van de wetgeving omschreven in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;
- f.„wetgeving” de wet- en regelgeving omschreven in artikel 2;
- g.„werknemer” een persoon die in dienstbetrekking staat tot een werkgever alsmede iedere persoon die krachtens de toegepaste wetgeving wordt aangemerkt als werknemer;
- h.„uitkering” elk pensioen of elke uitkering in geld, met inbegrip van alle aanvullingen of verhogingen die van toepassing zijn uit hoofde van de wetgeving omschreven in artikel 2;
- i.„gezinslid” iedere persoon die als zodanig wordt omschreven of aangemerkt door de van toepassing zijnde wetgeving;
- j.„woonplaats” de woonplaats die als zodanig wordt omschreven of aangemerkt door de van toepassing zijnde wetgeving.
- 2
- Elke uitdrukking die niet wordt omschreven in het eerste lid van dit artikel heeft de betekenis die eraan wordt gegeven in de van toepassing zijnde wetgeving.