- § 1
- Vermogensbestanddelen gebezigd in een onderneming gedreven door of een vrij beroep uitgeoefend door de overledene ten tijde van zijn overlijden en toe te rekenen aan een vaste inrichting in een van de Staten zijn slechts in die Staat aan recht onderworpen.
- § 2
- De uitdrukking: „vaste inrichting” betekent een directie, filiaal, fabriek, kantoor, werkplaats, verkooplokaal of andere vaste bedrijfsinrichting, een mijn, een steengroeve of enige andere plaats van natuurlijke hulpbronnen in exploitatie. Zij omvat ook een plaats waar ingevolge een overeenkomst een bouwwerk wordt uitgevoerd gedurende een tijdvak van tenminste een jaar, maar zij omvat niet een vertegenwoordiging, tenzij de vertegenwoordiger een algemene machtiging heeft om te onderhandelen en overeenkomsten af te sluiten namens zodanige onderneming en dit recht gewoonlijk uitoefent, dan wel een goederenvoorraad heeft, waaruit hij regelmatig bestellingen uitvoert namens de onderneming.
- In dit verband:
-
- (i)wordt een onderneming niet geacht een vaste inrichting in een van de Staten te hebben enkel op grond van het feit, dat zij in die Staat bedrijfshandelingen verricht door middel van een bona fide makelaar of commissionnair, handelende in de normale uitoefening van zijn bedrijf als zodanig;
- (ii)stempelt het feit, dat een onderneming in een van de Staten een vaste bedrijfsinrichting aanhoudt uitsluitend voor het aankopen van goederen of koopwaar op zichzelf die vaste bedrijfsinrichting niet tot een vaste inrichting van zodanige onderneming.