Elke Partij neemt de maatregelen van wetgevende aard en andere maatregelen die noodzakelijk zijn om haar in staat te stellen voorwerpen die vatbaar zijn voor confiscatie overeenkomstig artikel 3 spoedig te identificeren, op te sporen, te bevriezen of in beslag te nemen, in het bijzonder teneinde de tenuitvoerlegging van de confiscatie op een later tijdstip te vergemakkelijken.