Elke Partij neemt de maatregelen van wetgevende aard en andere maatregelen die noodzakelijk zijn om bij het bepalen van de strafmaat, rekening te kunnen houden met onherroepelijke uitspraken, tegen een natuurlijk persoon of een rechtspersoon gedaan in een andere Partij, ter zake van krachtens dit Verdrag strafbaar gestelde feiten.