Inleiding
In artikel 10a, derde lid, van de Wet Vpb is de zogenoemde tegenbewijsregeling opgenomen. De rente die valt onder de aftrekbeperking van artikel 10a, eerste lid, van de Wet Vpb, mag toch in aftrek worden gebracht indien de belastingplichtige aannemelijk maakt:
- a.dat aan zowel de schuld als de daarmee verband houdende rechtshandeling in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen (dubbele zakelijkheidstoets), of
- b.dat over de rente per saldo een naar Nederlandse maatstaven redelijke heffing plaatsvindt (compenserende heffingstoets).Aan deze toets wordt niet voldaan als sprake is van verrekening van verliezen of van andersoortige aanspraken uit jaren voorafgaande aan het jaar waarin de schuld is ontstaan.
(artikel 10a, derde lid, onderdelen a en b, eerste volzin, begindeel, van de Wet Vpb, tegenbewijsregeling)
Ondanks het feit dat over de rente per saldo een naar Nederlandse maatstaven redelijke heffing plaatsvindt, komt die rente toch niet in aftrek ingeval de inspecteur aannemelijk maakt:
- –dat de schuld is aangegaan met het oog op het verrekenen van verliezen of andersoortige aanspraken, welke in het jaar zelf zijn ontstaan dan wel op korte termijn zullen ontstaan, of
- –dat aan de schuld of de daarmee verband houdende rechtshandeling niet in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen (tekst vanaf 1 januari 2008).
(artikel 10a, derde lid, onderdeel b, eerste volzin, slotdeel, van de Wet Vpb)
Voor deze compenserende heffingstoets geldt dat een naar de winst geheven belasting naar Nederlandse maatstaven redelijk is indien deze resulteert in een heffing naar een tarief van ten minste 10% over een naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst, waarbij artikel 12b van de Wet Vpb buiten toepassing blijft.