Artikel 10a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet Vpb ziet op de situatie waarin, kort samengevat, een lichaam een kapitaalstorting in een verbonden lichaam schuldig blijft. Als laatstbedoeld lichaam op zijn beurt weer een kapitaalstorting schuldig blijft, wordt bij beide belastingplichtigen artikel 10a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet Vpb toegepast. Als de belastingplichtige echter voldoet aan de tegenbewijsregeling (dubbele zakelijkheidstoets of compenserende heffingstoets), kan de rente over de schuldig gebleven kapitaalstorting bij de desbetreffende belastingplichtige toch in aftrek komen (artikel 10a, derde lid, van de Wet Vpb; zie onderdeel 4 hierna).