Wanneer het verzoek om bijstand is gedaan op verzoek van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, een college van gedeputeerde staten, een college van burgemeester en wethouders of een dagelijks bestuur van een waterschap, wordt degene die het verzoek heeft gedaan onverwijld op de hoogte gesteld van de vragen en mededelingen van de aangezochte autoriteit van de lidstaat waaraan het verzoek, bedoeld in de artikelen 30, 31, 33 en 38, was gericht met betrekking tot de uitvoering van het verzoek om bijstand.