Zorglichamen en sociale werkbedrijven zijn onder voorwaarden subjectief vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting. (Noot 2: Artikel 5, eerste lid, onderdeel c, onder 1° en 2°, Wet Vpb 1969 juncto artikel 4 Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971.) Om voor deze vrijstelling – die ook wel wordt aangeduid als de zorgvrijstelling – in aanmerking te komen, moet zijn voldaan aan een werkzaamheden- en winstbestemmingseis. In het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), is over deze voorwaarden beleid opgenomen. Onderdeel 7 van dat besluit bevat overgangsregelingen voor bepaalde groepen zorglichamen en sociale werkbedrijven. De termijn van deze overgangsregelingen eindigt op 31 december 2020.
De huidige bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat zorglichamen en/of sociale werkbedrijven niet op tijd aan de voorwaarden van de overgangsregelingen kunnen voldoen. Ik vind dit onwenselijk en keur daarom het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de termijn van de overgangsregelingen die gelden voor zorglichamen en sociale werkbedrijven en die zijn opgenomen in onderdeel 7 van het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), wordt verlengd tot en met 31 december 2021. (Noot 3: Zie ook het besluit van 17 december 2020, nr. 2020-27575 (Stcrt. 2020, 62958).)