1. | Volgens punt 13 van de Richtsnoeren voor het proces van doorlichting van rechtsgebieden in de bijlage bij de Raadsconclusies moet de Groep gedragscode op basis van objectieve criteria de duur van de in criterium 1.3 bedoelde redelijke termijn bepalen. |
2. | Voor de toepassing van criterium 1.3 zal de duur van de in criterium 1.3 bedoelde redelijke termijn als volgt worden uitgelegd: |
3. | In verband met criterium 1.3, punt i) (betreffende soevereine staten), heeft „binnen een redelijke termijn” betrekking op de inwerkingtreding van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken (het WABB-Verdrag) van de OESO, zoals gewijzigd, voor een bepaald rechtsgebied, en niet op het zich committeren. |
4. | In verband met criterium 1.3, punten i) en ii) (betreffende niet-soevereine rechtsgebieden), heeft „binnen een redelijke termijn” betrekking op respectievelijk de inwerkingtreding van het WABB-Verdrag, zoals gewijzigd, voor het rechtsgebied, en op de inwerkingtreding voor het rechtsgebied van een netwerk van uitwisselingsregelingen dat voldoende ruim is om alle lidstaten te omvatten. |
5. | De duur van de redelijke termijn voor deze drie punten zal gelijk zijn aan de termijn die wordt toegepast in criterium 1.3, punt ii), in verband met soevereine staten: 31 december 2018 (d.w.z. dezelfde termijn die ook geldt voor de inwerkingtreding voor een soeverein derde rechtsgebied van een netwerk van uitwisselingsregelingen dat voldoende ruim is om alle lidstaten te omvatten). |
6. | Onverminderd de termijn van 31 december 2018 dient de redelijke termijn niet langer te zijn dan de tijd die nodig is voor:
|
7. | De duur van de redelijke termijn kan alleen worden verlengd door middel van een besluit bij consensus van de Groep gedragscode voor een bepaald niet-soeverein rechtsgebied, en uitsluitend in terdege gemotiveerde gevallen. |