Criteria inzake fiscale transparantie, billijke belastingheffing en toepassing van de BEPS-bestrijdingsnormen die de lidstaten verklaren te zullen propageren
De volgende criteria inzake goed fiscaal bestuur moeten worden gebruikt voor de doorlichting van rechtsgebieden met het oog op de opstelling van een EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden, in overeenstemming met de richtsnoeren voor de doorlichting. De conformiteit van rechtsgebieden inzake fiscale transparantie, billijke belastingheffing en de toepassing van BEPS-maatregelen zal tijdens het doorlichtingsproces cumulatief worden beoordeeld.
1. Fiscale transparantie
De criteria die een rechtsgebied moet vervullen om als conform te worden beschouwd wat betreft fiscale transparantie:
1.1. | aanvankelijk criterium met betrekking tot de OESO-standaard (de „common reporting standard” — CRS) inzake automatische uitwisseling van inlichtingen (AEOI): het rechtsgebied moet zich hebben gecommitteerd aan de wetgevingsprocedure die is gericht op de daadwerkelijke toepassing van de CRS en deze hebben ingeleid, waarbij de eerste uitwisselingen uiterlijk in 2018 plaatsvinden (betreffende het jaar 2017), en moet uiterlijk eind 2017 regelingen hebben getroffen om met alle lidstaten informatie te kunnen uitwisselen, via de ondertekening van de multilaterale overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten dan wel via bilaterale overeenkomsten; toekomstig criterium met betrekking tot de CRS vanaf 2018: het rechtsgebied moet wat betreft de CRS inzake automatische uitwisseling van inlichtingen, ten minste over de rating „largely compliant” (grotendeels conform) van het Mondiaal Forum beschikken, en |
1.2. | het rechtsgebied moet wat betreft de OESO-standaard inzake uitwisseling van inlichtingen op verzoek (EOIR), terdege rekening houdend met de versnelde procedure, ten minste over de rating „largely compliant” (grotendeels conform) van het Mondiaal Forum beschikken, en |
1.3. | (wat betreft soevereine staten) moet het rechtsgebied ofwel
(wat betreft niet-soevereine rechtsgebieden) moet het rechtsgebied ofwel
|
1.4. | toekomstig criterium: in het licht van het initiatief voor de toekomstige wereldwijde uitwisseling van informatie over uiteindelijke begunstigden, zal het aspect van de uiteindelijk begunstigde in een latere fase worden opgenomen als een vierde transparantiecriterium voor doorlichting. Tot 30 juni 2019 dient de volgende uitzondering te gelden:
Deze uitzondering geldt niet voor rechtsgebieden die voor criterium 1.2 te boek staan als „non compliant” (niet conform), of die niet uiterlijk op 30 juni 2018 op criterium 1.2 ten minste de rating „largely compliant” (grotendeels conform) hebben verkregen. Landen en rechtsgebieden die voorkomen in de lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden die momenteel door de OESO- en G20-leden wordt opgesteld, zullen in aanmerking worden genomen voor opneming in de EU-lijst, ongeacht of zij voor het doorlichtingsproces zijn geselecteerd. |
2. Billijke belastingheffing
De criteria die een rechtsgebied moet vervullen om als conform te worden beschouwd wat betreft billijke belastingheffing:
2.1. | het rechtsgebied mag geen preferentiële belastingmaatregelen toepassen die volgens de criteria in de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 1 december 1997 betreffende een gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen (1), als schadelijk kunnen worden beschouwd, en |
2.2. | het rechtsgebied mag offshoreconstructies of -regelingen die erop zijn gericht winsten aan te trekken die geen weerspiegeling vormen van de reële economische activiteit in het rechtsgebied, niet faciliteren. |
3. Toepassing van BEPS-bestrijdingsmaatregelen
3.1. | Aanvankelijk criterium dat een rechtsgebied moet vervullen om als conform te worden beschouwd wat betreft de toepassing van BEPS-bestrijdingsmaatregelen:
|
3.2. | Toekomstig criterium dat een rechtsgebied moet vervullen om als conform te worden beschouwd wat betreft de toepassing van BEPS-bestrijdingsmaatregelen (moet worden toegepast zodra de evaluaties van de overeengekomen minimumnormen door middel van het inclusieve kader zijn voltooid):
|
(1) PB C 2 van 6.1.1998, blz. 2.
(2) Zodra overeenstemming is bereikt over de methodologie, zal de Raad de formulering van het criterium dienovereenkomstig herzien.