Voor ondernemingen die inwoner zijn van een Verdragsluitende Staat en waarvan de werkzaamheden op een plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden in de andere Verdragsluitende Staat zijn aangevangen vóór de inwerkingtreding van het nieuwe Verdrag, wordt het bestaan of niet van een vaste inrichting in de andere Staat vastgesteld volgens de regels van het Verdrag van 12 november 1951, als aangevuld door het Aanvullend Protocol van 12 november 1951 en als gewijzigd bij de Overeenkomst van 22 juni 1966 tot wijziging en aanvulling van het Verdrag.