Indien de wetgeving van een van de Staten een recht of belang aanmerkt als een vermogensbestanddeel dat niet onder artikel 5, 6 of 7 valt, doch de wetgeving van de andere Staat dat recht of belang aanmerkt als een vermogensbestanddeel dat onder die artikelen valt, wordt dat recht of belang voor de toepassing van deze Overeenkomst aangemerkt als een vermogensbestanddeel dat onder die artikelen valt.