Responsive image

Artikel 4 Fiscale woonplaats

Download de app voor meer functionaliteit.

Artikel 4 Fiscale woonplaats

    (1)
  • Voor de toepassing van deze Overeenkomst had een persoon zijn woonplaats:
    • (a)in het Verenigd Koninkrijk, indien hij overeenkomstig de wetgeving daarvan zijn woonplaats had in het Verenigd Koninkrijk of wordt behandeld alsof hij aldaar zijn woonplaats had voor de toepassing van een belasting die het onderwerp van deze Overeenkomst uitmaakt;
    • (b)in Nederland, indien hij een inwoner was van Nederland of wordt behandeld als een inwoner daarvan voor de toepassing van een belasting die het onderwerp van deze Overeenkomst uitmaakt;
  • met dien verstande dat een persoon niet wordt geacht zijn woonplaats in een van de Staten te hebben gehad, indien die Staat bij het overlijden of de schenking slechts belasting heft met betrekking tot vermogensbestanddelen die in die Staat zijn gelegen.
    (2)
  • Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid van dit artikel zijn woonplaats in beide Staten had, wordt zijn positie, onder voorbehoud van de bepalingen van het derde lid van dit artikel, als volgt bepaald:
    • (a)hij wordt geacht zijn woonplaats te hebben gehad in de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking had; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking had, wordt de woonplaats geacht in de Staat te zijn waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst waren (middelpunt van de levensbelangen);
    • (b)indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen had, of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking had, wordt de woonplaats geacht in de Staat te zijn waar hij gewoonlijk verbleef;
    • (c)indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verbleef, wordt de woonplaats geacht in de Staat te zijn waarvan hij onderdaan was;
    • (d)indien hij onderdaan was van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.
    (3)
  • Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid van dit artikel op het tijdstip waarvoor zijn woonplaats dient te worden vastgesteld zijn woonplaats in beide Staten had en
    • (a)op dat tijdstip onderdaan was van een van de Staten doch niet van de andere Staat, en
    • (b)in die andere Staat woonde, doch in de tien jaren onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip minder dan zeven jaren aldaar had gewoond, en
    • (c)niet de bedoeling had om voor onbepaalde tijd in die andere Staat te blijven, wordt hij, niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid van dit artikel, geacht op dat tijdstip zijn woonplaats te hebben gehad in de Staat waarvan bij onderdaan was.
  • Voor de toepassing van dit lid wordt, indien die andere Staat het Verenigd Koninkrijk is, de vraag of een persoon daar woonde op gelijke wijze beanwoord als voor de toepassing van de inkomstenbelasting (income tax), doch zonder dat rekening wordt gehouden met een woonhuis dat hem in het Verenigd Koninkrijk voor zijn gebruik ter beschikking stond, en betekent de uitdrukking „jaren” aanslagjaren voor de inkomstenbelasting (income tax), die eindigen met het aanslagjaar waarin het overlijden of de schenking plaatsvindt.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.