- (1)
- Indien de overledene of de schenker ten tijde van het overlijden of de schenking zijn woonplaats in een van de Staten had, op dat tijdstip onderdaan was van de andere Staat en op enig tijdstip in de tien jaren onmiddellijk voorafgaand aan het overlijden of de schenking zijn woonplaats in die andere Staat had gehad, mag die andere Staat belasting heffen overeenkomstig zijn nationale wetgeving.
- (2)
- Het Verenigd Koninkrijk mag belasting heffen over vermogensbestanddelen die zijn begrepen in een vermogensrechtelijke regeling („settlement”), tenzij ten tijde van het maken van de vermogensrechtelijke regeling („settlement”) degene die de regeling heeft gemaakt („settlor”):
-
- (a)zijn woonplaats in Nederland had; en
- (b)niet een onderdaan van het Verenigd Koninkrijk was die zijn woonplaats in het Verenigd Koninkrijk had op enig tijdstip in de onmiddellijk daaraan voorafgaande tien jaren.
- (3)
- Indien vermogensbestanddelen ingevolge de bepalingen van artikel 8 slechts in Nederland belastbaar zijn en de overledene of de schenker hetzij onderdaan is van het Verenigd Koninkrijk en geen onderdaan van Nederland, hetzij voor de toepassing van de Nederlandse belasting wordt behandeld als een inwoner van Nederland op grond van de eenzijdige tien-jaren-regeling van dat land, mag het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig zijn wetgeving ook belasting over die vermogensbestanddelen heffen, indien de bevoegde autoriteit van Nederland de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk mededeelt, dat de over die vermogensbestanddelen verschuldigde Nederlandse belasting niet is betaald (anders dan ten gevolge van een bepaalde vrijstelling, aftrekpost, verrekening of tegemoetkoming).