Ambassade van het
Koninkrijk der Nederlanden
No. 7608
Islamabad, 4 october 1988
Excellentie,
Met betrekking tot de bepalingen van artikel 11 van de heden ondertekende Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Islamitische Republiek Pakistan inzake economische samenwerking en bescherming van investeringen, hebben wij de eer U mede te delen dat het standpunt van de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden is dat onder „investeringen die zijn gedaan door onderdanen van het Koninkrijk der Nederlanden met toestemming van de Regering van de Islamitische Republiek Pakistan op of na 1 september 1954” tevens worden verstaan investeringen die zijn gedaan op of na 1 september 1954 in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de Islamitische Republiek Pakistan, waarvoor, op het tijdstip waarop de investering werd gedaan, geen toestemming was vereist.
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden verzoekt om bevestiging van het hierboven verwoorde standpunt.
Gelief, Excellentie, de verzekering van onze zeer bijzondere hoogachting wel te willen aanvaarden.
(w.g.) Y. VAN ROOY
Yvonne M. C. T. van Rooy
Minister van Buitenlandse Handel
van het Koninkrijk der Nederlanden
(w.g.) M. P. VAN SOEST
M. P. van Soest
Zaakgelastigde a.i.
van het Koninkrijk der Nederlanden
Zijne Excellentie,
de Minisier van Handel, Financiën,
Planning en Ontwikkeling van de
Islamitische Republiek Pakistan