Elk Lid vergewist zich ervan dat de bepalingen van zijn wet- en regelgeving, in de context van dit Verdrag, de volgende fundamentele rechten eerbiedigen:
- a.de vrijheid van vereniging en de daadwerkelijke erkenning van het recht op collectieve onderhandelingen;
- b.de uitbanning van alle vormen van gedwongen of verplichte arbeid;
- c.de daadwerkelijke afschaffing van kinderarbeid; en
- d.de uitbanning van discriminatie ten aanzien van werkgelegenheid en beroepsuitoefening.