- 1
- Geen der Verdragsluitende Partijen neemt maatregelen waardoor direct of indirect aan onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij hun investeringen worden ontnomen, tenzij:
-
- a.de maatregelen worden genomen in het algemeen belang en met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang,
- b.de maatregelen niet discriminatoir zijn, en
- c.een schadeloosstelling wordt betaald conform het tweede tot en met het vierde lid van dit artikel.
- 2
- De schadeloosstelling dient gelijk te zijn aan de redelijke marktwaarde of, indien er geen redelijke marktwaarde is, aan de werkelijke waarde van de onteigende investering onmiddellijk voordat de onteigening plaatsvond. In deze schadeloosstelling mag een wijziging in de waarde vanwege het feit dat de voorgenomen onteigening voordien bekend is geworden, niet zijn verdisconteerd. De criteria voor de waardering zijn onder andere de waarde van de onderneming als geheel, de waarde van de activa inclusief de aangegeven fiscale waarde van lichamelijke zaken, en andere criteria, indien opportuun, om de redelijke marktwaarde te bepalen.
- 3
- De schadeloosstelling dient onverwijld te worden betaald en volledig realiseerbaar te zijn.
- 4
- Het op de datum van betaling betaalde bedrag dient niet lager te zijn dan wanneer het bedrag van de verschuldigde schadeloosstelling op de datum van de onteigening zou zijn geconverteerd in een converteerbare valuta op de internationale financiële markt, en deze valuta tegen de op de dag van de waardering geldende marktwisselkoers zou zijn geconverteerd, vermeerderd met de rente die tegen een gewone commerciële rentevoet voor die valuta zou zijn gekweekt vanaf de datum van onteigening tot de datum van betaling.