Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting van een in het buitenland gevestigde bank is door de inspecteur rekening gehouden met het feit dat de vaste inrichting voor fiscale doeleinden over een bepaald eigen vermogen dient te beschikken. Dit bedrag aan eigen vermogen is berekend door rekening te houden met de zogeheten ‘geschoonde bisratio’, zoals die voor banken geldt. Dit bedrag wordt door de bank echter gekwalificeerd als vreemd vermogen waarop door het hoofdhuis rente in rekening wordt gebracht. Heeft de bank voor de fiscale winstbepaling deze vrijheid?