Responsive image

Artikel 1.11

Download de app voor meer functionaliteit.

Artikel 1.11

    1
  • De heffingsvermindering bedraagt in geval van:
    • a.bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 1°: € 0 per gebouwde huurwoning;
    • b.de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, die niet gelegen zijn in een gebied als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, of in een gemeente als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d: € 0 per gebouwde huurwoning;
    • c.de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, die gelegen zijn in een gemeente als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d: € 0 per gebouwde huurwoning;
    • d.de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, die gelegen zijn in een gebied als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a: € 0 per gebouwde huurwoning;
    • e.grootschalige verbouw van huurwoningen: € 0 per verbouwde huurwoning;
    • f.verbouw van niet voor bewoning bestemde ruimten tot huurwoningen: € 0 per gerealiseerde huurwoning;
    • g.sloop van huurwoningen: € 0 per gesloopte huurwoning;
    • h.kleinschalige verbouw van huurwoningen: € 0 per verbouwde huurwoning;
    • i.samenvoeging van huurwoningen teneinde een of meer huurwoningen te verkrijgen: € 0 per huurwoning waarmee het aantal huurwoningen door die samenvoeging is verminderd;
    • j.de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, die gelegen zijn in een gebied als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a: € 0 per gebouwde huurwoning;
    • k.een verduurzaming van categorie 1: € 0 per 1 oktober 2021: € 0 per verduurzaamde huurwoning;
    • l.een verduurzaming van categorie 2: € 0 per 1 oktober 2021: € 0 per verduurzaamde huurwoning;
    • m.een verduurzaming van categorie 3: € 0 per 1 oktober 2021: € 0 per verduurzaamde huurwoning;
    • n.een verduurzaming van categorie 4: € 0 per 1 oktober 2021: € 0 per verduurzaamde huurwoning;
    • o.de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, die gelegen zijn in een gemeente als genoemd in bijlage 2 bij deze wet: € 0 per gebouwde huurwoning;
    • p.de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2⁰, die niet zijn gelegen in een gemeente als genoemd in bijlage 2 bij deze wet: € 0 per gebouwde huurwoning.
    2
  • De heffingsvermindering is:
    • a.met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, e en h, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2014 uitsluitend van toepassing in de gebieden Charlois, Feijenoord en IJsselmonde van de gemeente Rotterdam;
    • b.met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en i, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2014 uitsluitend van toepassing in de in onderdeel a genoemde gebieden en in de gemeenten Beek, Beekdaelen, Brunssum, Eemsdelta, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Het Hogeland, Hulst, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Oldambt, Pekela, Simpelveld, Sittard-Geleen, Sluis, Stadskanaal, Stein, Terneuzen, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Veendam, Voerendaal en Westerwolde;
    • c.met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en i, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2017 uitsluitend van toepassing in de in onderdeel a genoemde gebieden, de in onderdeel b genoemde gemeenten en de gemeenten Aalten, Achtkarspelen, Berkelland, Bronckhorst, Dantumadiel, Doetinchem, Montferland, Noardeast-Fryslân, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Tytsjerksteradiel en Winterswijk;
    • d.met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2017 uitsluitend van toepassing in de gemeenten, genoemd in bijlage 1 bij deze wet;
    • e.met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2017 uitsluitend van toepassing in de in onderdeel a genoemde gebieden;
    • f.met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, uitsluitend van toepassing voor zover die investeringen gerealiseerd zijn op of na 1 januari 2014;
    • g.met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, uitsluitend van toepassing voor zover die investeringen gerealiseerd zijn op of na 1 januari 2017;
    • h.met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, uitsluitend van toepassing voor zover die investeringen zijn gerealiseerd in de in onderdeel a genoemde gebieden in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016;
    • i.met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen k tot en met n, uitsluitend van toepassing voor zover die investeringen gerealiseerd zijn op of na 1 januari 2019;
    • j.met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel o, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2020 uitsluitend van toepassing in de gemeenten, genoemd in bijlage 2 bij deze wet;
    • k.met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel p, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2020.
    3
  • Gerealiseerde investeringen worden voor de toepassing van de heffingsvermindering slechts in aanmerking genomen indien de investeringskosten voor:
    • a.de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, ten minste € 62.500 per gebouwde huurwoning bedragen;
    • b.de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, ten minste € 25.000 per gebouwde huurwoning bedragen;
    • c.de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, ten minste € 50.000 per gebouwde huurwoning bedragen;
    • d.de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, ten minste € 87.500 per gebouwde huurwoning bedragen;
    • e.de grootschalige verbouw van huurwoningen ten minste € 62.500 per verbouwde huurwoning bedragen;
    • f.de verbouw van niet voor bewoning bestemde ruimten tot huurwoningen: ten minste € 25.000 per gerealiseerde huurwoning bedragen;
    • g.de sloop van huurwoningen ten minste € 62.500 per gesloopte huurwoning bedragen;
    • h.de kleinschalige verbouw van huurwoningen ten minste € 25.000 per verbouwde huurwoning bedragen;
    • i.de samenvoeging van huurwoningen teneinde een of meer huurwoningen te verkrijgen ten minste € 62.500 per huurwoning waarmee het aantal huurwoningen door die samenvoeging is verminderd, bedragen;
    • j.de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, ten minste € 62.500 per gebouwde huurwoning bedragen; en
    • k.de verduurzaming van huurwoningen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel k, ten minste € 25.000 per verduurzaamde huurwoning bedragen;
    • l.de verduurzaming van huurwoningen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel l, ten minste € 17.500 per verduurzaamde huurwoning bedragen;
    • m.de verduurzaming van huurwoningen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel m, ten minste € 12.500 per verduurzaamde huurwoning bedragen;
    • n.de verduurzaming van huurwoningen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel n, ten minste € 7.500 per verduurzaamde huurwoning bedragen;
    • o.de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel o, ten minste € 62.500 per gebouwde huurwoning bedragen;
    • p.de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel p, ten minste € 31.250 per gebouwde huurwoning bedragen.
    4
  • Indien naar het oordeel van Onze Minister op enig tijdstip onvoldoende evenwicht bestaat of komt te bestaan tussen de heffingsverminderingen en het daarvoor in de rijksbegroting opgenomen bedrag, kunnen bij ministeriële regeling met ingang van de eerste dag van enige maand de in het eerste lid en derde lid genoemde bedragen worden verhoogd, verlaagd, dan wel op nihil worden gesteld. De nieuwe bedragen gelden voor voorlopige investeringsverklaringen waarvan de voorgenomen investering is aangemeld na het tijdstip waarop de ministeriële regeling in werking treedt.
    5
  • Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het toepassingsbereik van de verschillende onderdelen van het eerste lid. Bij ministeriële regeling kan de begrenzing van de gebieden, genoemd in het tweede lid, onderdeel a, nader worden aangevuld, kunnen de gemeenten, bedoeld in het tweede lid, onderdelen b en c, de gemeenten, genoemd in bijlage 1 bij deze wet, en de gemeenten, genoemd in bijlage 2 bij deze wet, worden gewijzigd indien dit noodzakelijk is ten gevolge van een wijziging van de gemeentelijke indeling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene regels herindeling, en kunnen gemeenten waarmee Onze Minister afspraken heeft gemaakt over de bouw van huurwoningen worden toegevoegd aan bijlage 2.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.