Responsive image

3.2 Bij testament opgerichte stichting

Download de app voor meer functionaliteit.

3.2 Bij testament opgerichte stichting

Een erflater kan bij testament een stichting oprichten en de statuten van de stichting opnemen in zijn testament (artikel 4:135 van het Burgerlijk Wetboek). Die testamentaire stichting wordt door het overlijden van de erflater in het leven geroepen met de statuten die in het testament zijn opgenomen. Als de erflater heeft beoogd een ANBI op te richten, bestaat de mogelijkheid dat de in het testament opgenomen statuten afwijken van de eisen die op het overlijdensmoment gelden voor een ANBI. Om als ANBI te worden aangemerkt moeten de statuten ná het overlijden van de erflater worden aangepast. De stichting kan pas vanaf het moment van de aanpassing worden aangemerkt als ANBI. Voor de erfbelasting verkrijgt de stichting echter op het moment van overlijden. Op dat moment is de stichting geen ANBI, zodat er geen recht bestaat op de vrijstelling voor erfbelasting (artikel 32, eerste lid, onder 3°, van de Successiewet 1956). Ik acht het niet gewenst dat met het oog hierop testamenten moeten worden aangepast.

Goedkeuring

Ik keur goed dat voor de beoordeling of een testamentaire stichting kan worden aangemerkt als ANBI, wordt uitgegaan van de aangepaste statuten. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden.

  • De statuten worden aangepast binnen acht maanden na het overlijden van de erflater.
  • De stichting schenkt niet of doet geen uitkering tot het moment waarop de stichting als ANBI is aangemerkt.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.