Het EESV en de Wet van 22 mei 1845 (Stb. 1926, 334) op de invordering van ’s Rijks directe belastingen
De verordening bepaalt in artikel 24 dat de leden van het samenwerkingsverband onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van het samenwerkingsverband. Ingevolge de tiende overweging van de verordening worden hieronder ook de schulden op het gebied van belastingen en sociale zekerheid begrepen. Het invorderingsregime met betrekking tot de verschuldigde belastingen is derhalve als volgt:
- –de invordering van de belasting over het resultaat van de werkzaamheid van het EESV geschiedt bij de leden aan wie de aanslag is opgelegd; als gevolg van de ‘transparence fiscale’ betreft het hier geen schuld van het EESV, maar door de leden uit eigen hoofde verschuldigde belasting, zodat de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze belastingschuld niet geldt.
- –de invordering van de belastingen waarvoor de ‘transparence fiscale’ niet geldt vindt in eerste instantie plaats bij het EESV. Wanneer het EESV zijn schulden niet binnen de betalingstermijn betaalt, kan elk van de leden hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de voldoening van die schulden.