Een verzoek uit hoofde van artikel 25, vijfde lid, van het Verdrag (het „verzoek om arbitrage”) om voorlegging voor arbitrage van onopgeloste kwesties voortvloeiend uit een onderlinge overlegprocedure wordt schriftelijk gedaan en gezonden aan de bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 25, eerste lid. Het verzoek bevat voldoende gegevens ter aanduiding van de zaak. Binnen 10 dagen na ontvangst van het verzoek zendt de bevoegde autoriteit die het heeft ontvangen een afschrift van het verzoek en de begeleidende verklaringen toe aan de andere bevoegde autoriteit.