Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van de artikelen 5 en 7, 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven. De teruggave geschiedt binnen een termijn van zes maanden na [de datum] waarop het verzoek bij de bevoegde autoriteit werd ingediend. De termijn van zes maanden kan worden verlengd indien beide Verdragsluitende Staten overeenkomen dat de benodigde documentatie niet is overgelegd aan de bevoegde autoriteit van eerstgenoemde Staat.