Intrekking of opschorting van exploitatievergunningen
- 5.1
- Elk van de Overeenkomstsluitende Partijen heeft het recht een exploitatievergunning in te trekken of de uitoefening van de krachtens deze Overeenkomst verleende rechten door een luchtvaartmaatschappij die door de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangewezen, op te schorten of aan de uitoefening van deze rechten de door haar noodzakelijk geachte voorwaarden te verbinden, indien:
-
- 5.1.1.niet te haren genoegen is aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de eigendom van en het feitelijke toezicht op deze luchtvaartmaatschappij berusten bij de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen, of bij onderdanen van deze Overeenkomstsluitende Partij, of
- 5.1.2.deze luchtvaartmaatschappij in gebreke blijft de wetten of voorschriften van de Overeenkomstsluitende Partij die haar deze rechten heeft verleend, na te leven, of
- 5.1.3.de luchtvaartmaatschappij anderszins in gebreke blijft de exploitatie uit te oefenen in overeenstemming met de krachtens deze Overeenkomst voorgeschreven voorwaarden.
- 5.2
- Het in paragraaf 5.1 van dit artikel vermelde recht tot intrekking, opschorting of het stellen van voorwaarden wordt slechts uitgeoefend na overleg tussen de Overeenkomstsluitende Partijen, tenzij onmiddellijke intrekking of opschorting of het onmiddellijk stellen van voorwaarden noodzakelijk is ter voorkoming van verdere inbreuk op de wetten of voorschriften of de bepalingen van deze Overeenkomst.