- 1
- De voordelen van een onderneming van een Verdragsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere Verdragsluitende Staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gelegen vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mogen de voordelen die in overeenstemming met de bepalingen van het tweede lid aan de vaste inrichting kunnen worden toegerekend in die andere Staat worden belast.
- 2
- Voor de toepassing van dit artikel en van artikel 23 zijn de voordelen die in elk van de Verdragsluitende Staten kunnen worden toegerekend aan de vaste inrichting bedoeld in het eerste lid, de voordelen die zij naar verwachting zou behalen, in het bijzonder via haar handelen met andere onderdelen van de onderneming, indien zij een afzonderlijke en onafhankelijke onderneming zou zijn die dezelfde of soortgelijke activiteiten zou verrichten onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden, rekening houdend met de door de onderneming via de vaste inrichting en andere onderdelen van de onderneming uitgeoefende functies, gebruikte vermogensbestanddelen en genomen risico's.
- 3
- Indien een Verdragsluitende Staat, in overeenstemming met het tweede lid, de voordelen corrigeert die kunnen worden toegerekend aan een vaste inrichting van een onderneming van een van de Verdragsluitende Staten en de voordelen van de onderneming die in de andere staat zijn belast, dienovereenkomstig belast, brengt de andere Staat, voor zover nodig om dubbele belastingheffing over deze voordelen te vermijden, een passende correctie aan indien hij instemt met de door de eerstbedoelde Staat doorgevoerde correctie; indien de andere Verdragsluitende Staat daarmee niet instemt, sluiten de Verdragsluitende Staten in onderling overleg elke daaruit voortvloeiende dubbele belasting uit.
- 4
- Indien de voordelen inkomensbestanddelen bevatten die afzonderlijk in andere artikelen van dit Verdrag worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.