- 1
- Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking „inwoner van een Verdragsluitende Staat” iedere persoon wiens nalatenschap of wiens schenking, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid. Deze uitdrukking omvat echter niet personen wier nalatenschap of wier schenking in die Staat slechts aan belasting is onderworpen ter zake van in die Staat gelegen vermogensbestanddelen.
- 2
- Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide Verdragsluitende Staten was, wordt zijn positie als volgt bepaald:
-
- a.hij wordt geacht inwoner te zijn geweest van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking had; indien hij in beide Verdragsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking had, wordt hij geacht inwoner te zijn geweest van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst waren (middelpunt van de levensbelangen);
- b.indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen had, of indien hij in geen van beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking had, wordt hij geacht inwoner te zijn geweest van de Staat waar hij gewoonlijk verbleef;
- c.indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verbleef, wordt hij geacht inwoner te zijn geweest van de Staat waarvan hij onderdaan was;
- d.indien hij onderdaan was van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.
- 3
- Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid van dit artikel op het tijdstip waarop zijn woonplaats moet worden vastgesteld inwoner van beide Verdragsluitende Staten was, en
-
- a.op dat tijdstip onderdaan was van een Verdragsluitende Staat zonder onderdaan te zijn van de andere Verdragsluitende Staat, en
- b.inwoner van die andere Staat was maar aldaar gedurende de tien jaren onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip minder dan zeven jaren inwoner is geweest, en
- c.niet de bedoeling had voor onbepaalde tijd in die andere Staat te blijven, wordt hij, niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid van dit artikel, geacht op dat tijdstip inwoner te zijn geweest van de Staat waarvan hij onderdaan was.
- 4
- Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide Verdragsluitende Staten was, wordt hij geacht inwoner te zijn geweest van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding was gelegen.