- 1
- Bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een van de Staten, van waaruit ook afkomstig, die niet in de voorgaande artikelen van dit Verdrag zijn behandeld, zijn slechts in die Staat belastbaar.
- 2
- De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende zaken zoals omschreven in het tweede lid van artikel 6, indien de genieter van die inkomsten, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht of de zaak ter zake waarvan de inkomsten worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
- 3
- Niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid van dit artikel mogen bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een van de Staten die niet in de voorgaande artikelen van het Verdrag zijn behandeld en die opgekomen zijn in de andere Staat, worden belast in die andere Staat, maar de aldus geheven belasting mag 17,5 percent van het brutobedrag van dat inkomen niet te boven gaan.