- 1
- Aan investeerders van een van beide Overeenkomstsluitende Partijen worden hun investeringen in het gebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij niet ontnomen, noch worden zij onderworpen aan maatregelen die gevolgen hebben die gelijkwaardig zijn aan ontneming, behalve volgens de wet, op niet-discriminatoire basis, ten algemenen nutte in verband met de binnenlandse behoeften van die Partij, en tegen betaling van een schadeloosstelling. Deze schadeloosstelling bedraagt de werkelijke waarde van de investering onmiddellijk voorafgaand aan de ontneming of voordat de voorgenomen ontneming openbaar werd, naar gelang van welke situatie zich eerder voordoet; zij omvat mede rente tegen een gewone commerciële rentevoet tot de datum van betaling; zij dient te geschieden zonder onnodige vertraging en dient werkelijk beschikbaar en vrij inwisselbaar te zijn. Onverminderd de bepalingen van artikel 10 dient de betrokken investeerder het recht te hebben, krachtens het recht van de Overeenkomstsluitende Partij die hem de investering ontneemt, op onmiddellijke toetsing door een rechterlijke of andere onafhankelijke autoriteit van die Partij, van de zaak van de investeerder en van het vaststellen van de waarde van de investering in overeenstemming met de in dit lid beschreven beginselen.
- 2
- Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij de vermogensbestanddelen onteigent van een bedrijf dat is opgericht krachtens het in een deel van haar gebied geldende recht, en waarin investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aandelen bezitten, verzekert zij dat de bepalingen van het eerste lid van dit artikel worden toegepast voor zover nodig om de in het eerste lid bedoelde schadeloosstelling ten aanzien van de desbetreffende investering te waarborgen voor investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij die eigenaar van die aandelen zijn.