Een geschil tussen een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij betreffende een investering van de eerstbedoelde in het gebied van de laatstbedoelde, dat niet in der minne is geschikt, wordt na een tijdvak van zes maanden vanaf de schriftelijke kennisgeving van de eis, onderworpen aan procedures voor uiteindelijke beslechting die de partijen bij het geschil kunnen overeenkomen. Indien zij binnen dat tijdvak van zes maanden geen overeenstemming over die procedures hebben bereikt, wordt het geschil op verzoek van de betrokken investeerder aan arbitrage onderworpen krachtens de op dat tijdstip van kracht zijnde Arbitragevoorschriften van de Commissie voor Internationaal Handelsrecht van de Verenigde Naties. De partijen kunnen schriftelijk overeenkomen die voorschriften aan te passen.