Indien een Verdragsluitende Staat het voornemen heeft de winst van een onderneming te corrigeren conform de beginselen van artikel 4, stelt hij de onderneming tijdig in kennis van zijn voornemen en geeft hij haar de gelegenheid de andere onderneming in te lichten, zodat deze de andere Verdragsluitende Staat op haar beurt kan inlichten.
De Verdragsluitende Staat die dergelijke inlichtingen verstrekt, mag niet worden verhinderd de beoogde correctie uit te voeren.
Indien beide ondernemingen en de andere Verdragsluitende Staat na die kennisgeving de correctie aanvaarden, zijn de artikelen 6 en 7 niet van toepassing.