De bepalingen van artikel 11 vinden hun grondslag in de omstandigheid dat krachtens de belastingwetgeving van Nederland en de belastingwetgeving van Joegoslavië, zoals deze wetgeving geldt op de datum van ondertekening van deze Overeenkomst, geen van de Staten een bronbelasting heft op interest afkomstig uit die Staat en betaald aan een inwoner van de andere Staat. Beide Staten verbinden zich onderhandelingen aan te gaan over een herziening van genoemde bepalingen zodra een van de Staten schriftelijk langs diplomatieke weg, aan de andere Staat zijn wens hiertoe kenbaar heeft gemaakt in verband met de omstandigheid dat een bronbelasting op interest is ingevoerd.