Aan onderdanen van de ene Verdragsluitende Partij die met betrekking tot de investeringen die zij hebben gedaan op het grondgebied van de andere Partij verliezen lijden wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand, opstand, oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij, wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke wordt toegekend aan de onderdanen van die Verdragsluitende Partij of aan onderdanen van een derde staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken onderdanen.