De bevoegde organen van de Verdragsluitende Partijen kunnen, binnen de aan hen door de wet toegekende bevoegdheden, samenwerkingsovereenkomsten sluiten. Deze samenwerkingsovereenkomsten hebben betrekking op de in dit Verdrag bedoelde aangelegenheden, met uitsluiting van de aangelegenheden die geregeld zijn in de administratieve schikking, te sluiten op grond van artikel 16 van dit Verdrag.