Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van artikelen 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven. Indien door een belastingplichtige aanspraak wordt gemaakt op een teruggaaf als bedoeld in de voorgaande volzin, wordt de belasting die in een Verdragsluitende Staat is ingehouden naar een tarief dat het tarief waarin het Verdrag voorziet te boven gaat, op tijdige wijze teruggegeven.