- 1
- De toezichthoudende autoriteit kan ten aanzien van vestigingen als bedoeld in artikel 2e, eerste lid, passende en evenredige maatregelen nemen om ernstige gebreken die onmiddellijke maatregelen vereisen, te adresseren.
- 2
- De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn van tijdelijke aard en worden beëindigd wanneer de geconstateerde gebreken zijn hersteld.