De artikelen 111a, derde lid, van de Wet op het notarisambt en 45a, tweede lid, van de Advocatenwet, zijn van overeenkomstige toepassing op het toezicht op de naleving door de personen die op grond van artikel 24, eerste lid, door de toezichthoudende autoriteit, bedoeld in artikel 1d, eerste lid, onderdeel c, zijn aangewezen, respectievelijk op het toezicht op de naleving door de deken, bedoeld in artikel 24, tweede lid.