Aandeelhoudersvereisten en het onderworpenheids criterium
Zoals vermeld kunnen lichamen die zijn onderworpen aan een winstbelasting slechts beperkt deelnemen in een beleggingsinstelling. Voor de toepassing van deze beperking geldt de volgende goedkeuring.
Goedkeuring
Ik keur goed – onder de hierna vermelde voorwaarden – dat lichamen die subjectief belastingplichtig zijn voor een belasting naar de winst, maar door de werking van een objectieve vrijstelling geen belaste activiteiten kennen, voor de toepassing van artikel 28, tweede lid, niet worden aangemerkt als lichamen onderworpen aan een in enige vorm naar de winst geheven belasting.
Deze goedkeuring stoelt mede op grond van het gestelde in de Memorie van antwoord, Tweede Kamer, 1988/89, 20 701, nr. 6, blz. 18, over een pensioenfonds met een in het buitenland aan een winstbelasting onderworpen vaste inrichting.
De goedkeuring is van toepassing onder de volgende voorwaarden:
- a.Ieder jaar zal de beleggingsinstelling voorafgaand aan de indiening van de aangifte vennootschapsbelasting schriftelijk aan de inspecteur de gegevens verstrekken aan de hand waarvan de inspecteur kan vaststellen dat in het desbetreffende jaar door het desbetreffende lichaam geen belaste activiteiten zijn ontplooid. Tevens wordt een opgave verstrekt van de aandeelhouders van dat lichaam.
- b.Voor zover aandelen in het desbetreffende lichaam worden gehouden door Nederlandse aandeelhouders/lichamen en sprake is van een deelneming in de zin van artikel 13 van de Wet Vpb verklaren deze aandeelhouders/lichamen zich vooraf tegenover de inspecteur schriftelijk ermee akkoord, dat de deelneming zal worden aangemerkt als niet kwalificerende beleggingsdeelneming in de zin van artikel 13, negende lid, van de Wet Vpb en als zodanig niet kwalificeert voor de vrijstelling van dit artikel.
- c.De beleggingsinstelling verklaart binnen twee maanden schriftelijk tegenover de inspecteur dat zij de gestelde voorwaarden aanvaardt en dat zij bij niet nakoming van die voorwaarden het daaruit voor de Nederlandse Staat voortvloeiende nadeel geheel zal vergoeden.