Een hypotheek wordt als zekerheidstelling aanvaard indien:
- a.de waarde van de desbetreffende onroerende zaak voldoende is om als onderpand dienst te kunnen doen;
- b.de onroerende zaak verzekerd is tegen brand en de Staat der Nederlanden in de verzekeringspolis is aangewezen als begunstigde van de uitkering;
- c.de hypotheekgever een zogenoemde hypothecair-belangverzekering heeft afgesloten dan wel de hypotheekakte een zogenoemde Kramer-verklaring bevat;
- d.in de akte een huurbeding als bedoeld in artikel 264 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is opgenomen;
- e.in de hypotheekakte een beding als bedoeld in artikel 265 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is opgenomen;
- f.in de hypotheekakte de bedingen, bedoeld in artikel 267 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, zijn opgenomen.